Tegenstrijdige gedachten over papierschaarste, circulaire economie en duurzaamheid

”Papiertekort groot probleem voor boekensector”, kopte de NOS niet lang geleden: “De boekensector heeft last van een tekort aan papier. Door de coronapandemie explodeert wereldwijd de thuisbezorgeconomie en is er een enorme vraag naar kartonnen dozen voor pakketjes van webwinkels en pizzadozen. Papierpulp is daardoor niet aan te slepen.”

Verdozing
Mijn dochters bestellen drie kledingstukken, houden er één en sturen de twee andere terug. Dat klinkt circulair, maar is het niet: omdat controleren, reinigen en opnieuw opvouwen van deze geretourneerde kleding vaak meer kost dan het opnieuw in de verkoop brengen oplevert, wordt veel van deze kleding vernietigd. En voor al dat heen en weer sturen zijn dus dozen nodig, heel veel dozen. Het woord ‘verdozing’ had al een negatieve connotatie in de landschappelijke betekenis, van de paddenstoelachtige opkomst van even kolossale als anonieme, want raamloze opslaghallen langs de Nederlandse snelwegen, maar krijgt er nu ook een tweede, even onheilspellende betekenis bij: een steeds groter aandeel van het oud papier in huishoudens bestaat uit dozen en steeds meer pulp gaat op aan de fabricage van dozen.

Steekhoudende cijfers met betrekking tot hoeveelheden kleding die worden vernietigd zijn er nauwelijks, maar van de miljoenen kledingstukken die online en offline in Nederland onverkocht blijven, wordt maar een fractie gerecycled. De rest wordt vernietigd. Feitelijk is op dit moment de doos waarin een kledingstuk wordt teruggestuurd vaak meer waard dan de inhoud die deze bevat. Misschien is er een begin van een oplossing als we dit probleem papierhistorisch benaderen, door de geretourneerde textilia niet te verbranden, maar te behandelen als de ouderwetse lompen die de papierfabriek verwerkt tot pulp voor de productie van papier en karton.

(re)Cycling
Bij onze succesvolle tentoonstelling CODA Paper Art (nog tot 9 januari – ga dat zien!) kunnen bezoekers een fietstocht maken, een ‘Tour de papier’. Ook dat klinkt circulair, maar is het niet. De Tour de papier, die vanuit CODA voert langs papierhistorische parels als de Hamermolen in Ugchelen, de Ruitersmolen in Beekbergen en de Middelste Molen in Loenen, is 20.000 keer gedrukt. De papieren routebeschrijving is in de CODA-vestigingen, vakantieparken op de Veluwe en op allerlei plekken gratis beschikbaar.

Van al die exemplaren belandt een deel onvermijdelijk bij het oud papier; circulair gezien de beste oplossing, want dan kunnen ze weer tot pulp worden verwerkt. Een ander deel belandt onderweg in een plas, wordt gebruikt om de open haard mee aan te maken of om de kattenbak mee te vullen. En een deel wordt bewaard, want veel mensen – zeker de mensen die musea bezoeken – hebben een neiging tot bewaren en een weerzin om zo’n met zorg vormgegeven, kleurige op stevig papier gedrukte routefolder bij het oud papier te doen. Dat bewaren is duurzaam in de meest letterlijke zin van het woord, maar het tegenovergestelde van circulair. De bewaarde Tours de papier worden immers aan de recycling onttrokken. De Tour de Papier heeft overigens ook een GPX-variant die je kunt downloaden en op je telefoon in het houdertje op je fietsstuur kunt steken.

De bieb
Bibliotheken, en dat geldt zeker ook voor de CODA-bibliotheek, zijn al een aantal jaren bezig te veranderen van gebouwen waar je een boek uitzoekt en leent naar ontmoetingsplekken. Een logische ontwikkeling waarmee de bibliotheek zijn karakter aanpast aan de veranderende maatschappij. Consequentie van die transformatie van uitleen- naar ontmoetingsplek is dat het aantal boeken dat je in een bibliotheek fysiek aantreft nog maar een fractie is van wat daar enkele decennia geleden te vinden was. Dat wil overigens niet zeggen dat minder titels beschikbaar zijn, maar soms moet je een tijdje wachten op een boek omdat het uit een andere vestiging moet komen. Er zijn dus niet zozeer minder titels beschikbaar, maar wel minder boeken. Voor de boekenliefhebber en voor de mensen die langs de kasten struinen op zoek naar verrassende titels over interessante thema’s blijft dit wennen.

De manier waarop bibliotheken met hun boeken omgaan klinkt heel circulair en in dit geval is het dat gelukkig ook. Elk bibliotheekboek wordt vele malen hergebruikt en de boeken die worden afgeschreven zijn òf zo vaak van hand tot hand gegaan dat ze niet meer voor uitleen geschikt zijn òf ze worden zo weinig uitgeleend dat ze meer waarde hebben als oud papier. Vanuit circulair oogpunt is eigenlijk alles wat een bibliotheekboek overkomt goed, zo lang het maar niet in de kast “stof staat te vangen”.

Statiegeld
Keren we terug naar het bericht van de NOS “Papiertekort groot probleem voor boekensector” dan roept dat toch nieuwe vragen op: is de boekensector niet onderdeel van het probleem? Het uitgeven van met zorg vormgegeven, op goed papier in fullcolour gedrukte boeken, draagt immers allesbehalve bij aan de oplossing van de papierschaarste. Wat geldt voor de Tour de papier-folder, geldt nog meer voor boekuitgaven. Uitgevers hopen dat de boeken die ze drukken door de afnemers worden gekoesterd en een mooie plek in de kast krijgen. Redactie, vormgeving en uitvoering van de boeken zijn daarop gericht. Volstrekt anti-circulair!

Beter dan te klagen over het tekort aan papier waardoor ze de beoogde verschijningsdatum hebben moeten opschuiven tot na Sinterklaas (een ramp) of zelfs na Kerst (dubbele ramp), zouden ze statiegeld kunnen heffen op de boeken, zodat meer mensen dan nu hun boek na lezing weer inleveren zodat het van daaruit weer tot pulp verwerkt kan worden. De klant zal dan zeggen “maar dan kan ik het boek toch net zo goed in de bibliotheek lenen!” En dat klopt! Statiegeld op boeken versterkt de positie en collectievorming van bibliotheken en draagt zo bij aan versterking van die maatschappelijke functie en aan de papiercirculatie.

Stefan Rutten

Archivaris CODA Archief Apeldoorn
December 2021

Fotocredits:
Foto 1) Tour de Papier, hier te downloaden
Foto 2) te zien in CODA Paper Art en ook heel circulair: Les Pleurants, Johan De Wit, 2019, papier, hars, ijzerpoeder. Foto: Angela Stouten

Watermolen ‘Quadenoord’ hersteld

In het Renkumse beekdal liggen drie beken, waarvan de oudste in het lage midden van het dal stroomt. Dit is de Halveradsbeek, ook wel de Afgebrande (Molen)beek genoemd, naar de ‘Afgebrande Molen’.

Daarnaast  liggen er twee beken die door mensenhanden zijn ‘opgeleid’ en gevoed worden door sprengen. Zij  liggen aan de west- en oostkant van het dal en dragen respectievelijk de namen Oliemolenbeek en Molenbeek (later Renkumse beek). De laatste is een schoolvoorbeeld van een opgeleide beek. Het beekwater stroomt uiteindelijk in de Neder-Rijn.

Aan deze beken lagen negen watermolens. Op de watermolen achter herberg ‘de Bock’ werd in 1598 voor het eerst papier  gemaakt, waarna er nog zeven papiermolens in het dal werden opgericht. In de loop der jaren wisselde een molen soms van taak.

Quadenoord
De Quadenoordse-molen aan de Molenbeek werd in 1703 gebouwd als papiermolen. Het was een zesbaksmolen met een schepkuip en 26 hamers, aangedreven door een bovenslagrad. De molen overleefde als een van de weinige molens in het dal de moeilijke Bataafse-Franse tijd.

Quadenoordse molen ~1920

Quadenoordse molen ~1920

In 1872 volgde een ombouw tot graanmolen met twee koppels stenen. Door daling van de grondwaterstand werd vanaf 1912 één van de twee koppels aangedreven met een benzinemotor.

Omstreeks 1920 was het niet meer lonend om op deze wijze graan te malen en raakte de molen in verval. Het waterrad werd in 1935 verwijderd. Gelukkig is de molen niet geheel afgebroken, maar blijven staan op Landgoed Quadenoord.

Inmiddels was ook de beek niet meer sterk genoeg om de molen aan te drijven. De sprengen slibden dicht en de bodem ging lekken. Opgeleide beken moeten namelijk voorzien worden van een bodem van klei of leem, om het water niet in het zandbed te laten wegzakken. In 2003 heeft het Waterschap Vallei & Eem de beken hersteld en beleemd. Met hulp van de werkgroep Beken en Sprengen van het IVN onder leiding van Ruud Schaafsma is dit werk geklaard. Maar helaas was er toch nog te weinig water bij de inmiddels herstelde molengoot.

Renovatie
Rentmeester/projectleider van het landgoed Quadenoord-Boschbeek, John Smits, pakte in 2018 het plan op om de molen te restaureren. Zijn eerste taak was om hiervoor fondsen te werven, hetgeen met steun van de provincie Gelderland en gemeente Renkum lukte. Ook de Bank Giro Loterij droeg ‘een steentje bij’. Zoals altijd bij dit soort werkzaamheden blijft er behoefte aan meer geld.

2020 Het herstelde molengebouw met Molengoot

2020 Het herstelde molengebouw met Molengoot

juli 2021 Plaatsen bovenslagrad

juli 2021 Plaatsen bovenslagrad

Het gebouw is inmiddels hersteld. Het benodigde hout komt uit de bossen van het landgoed. Ook het rad is nieuw gemaakt door molenbouwer Coppens uit Burgharen en in juli 2021 geplaatst. De rest van de molen, waaronder het ‘gaande- en draaiwerk’ moet, volgens planning, deze zomer klaar zijn. Het geheel gaat onderdeel uitmaken van het Landgoed en als een soort bezoekerscentrum dienen. Hierdoor wordt aandacht gevraagd voor een uniek stukje natuur met beken en sprengen en ook de oude cultuur van watermolens zal worden getoond. Ook kan er aandacht zijn voor het aloude papierscheppen.

Hopelijk loopt er in de zomer van 2021 weer stromend water door de beek om de molen in bedrijf te kunnen stellen!

Jan Hein Bannier & Henk Moorrees 
Augustus 2021

Jacob Honig Janszoon jr.: nestor van de Zaanse historie

Jacob Honig Janszoon Jr. (1816-1870) maakte als jongeman de liquidatie mee van het familiebedrijf J. HONIG & ZOON, samen met J. HONIG & COMP. de voortzetting van de firma J. HONIG & ZOONEN, die in de 17e en 18e eeuw aan de basis stond van de Zaanse papiernijverheid. Als kind van zijn tijd wilde Honig de karakteristieke Zaanse historie documenteren, voordat deze volledig teloor zou gaan. Daarbij ging het met name om het zelfbeeld van de gegoede, vaak doopsgezinde, Zaanse ondernemers en hun molenbedrijven, zoals de papiernijverheid, maar ook de scheepsbouw en een belangrijke economische nevenactiviteit als de walvisvaart.  Daarnaast had Honig oog voor traditionele verhalen en streekgebruiken, waaronder de Zaanse streekdracht.

Verzameling en oudheidkamer
Honig was niet alleen een veelschrijver als romancier en historicus, hij legde ook een belangrijke verzameling ‘Zaanlandia’ aan: boeken, prenten, schilderijen en voorwerpen die de Zaanse ‘oudheden en merkwaardigheden’ documenteerden. Dit resulteerde in de ‘Zaanlandsche Oudheidkundige Verzameling’, waarbij ‘oudheidkundig’ als historisch moet worden opgevat. Zijn droom om deze bij een breed publiek kenbaar te maken, werd postuum gerealiseerd met een grote expositie in 1874. De wens om de Zaanse historie blijvend op de agenda te zetten, zette zijn oudste zoon Jacobus Johannes Honig aan door in 1890 de collectie boeken, prenten, schilderijen en voorwerpen van zijn vader aan de toenmalige gemeente Zaandijk (Honigs geboorte- en woonplaats) te schenken en onder te brengen in een Zaanlandsche Oudheidkamer. Dit streekmuseum opende in 1891 zijn deuren met Gerrit Jan Honig, de jongste zoon van de collectievormer, als bibliothecaris-conservator.

Boekerij
Inmiddels is de boekenverzameling van Honig ondergebracht in het Gemeentearchief Zaanstad. Tot deze boekerij behoort onder meer een rapport over de Tentoonstelling van de voortbrengselen der Volksvlijt uit 1809 met vermelding van de eerprijs uitgereikt aan de Zaandijker firma J. Kool & Comp. en eervolle vermeldingen van de firma’s  C. & J. Honig Breet, Honig & Zoon en  J.C. & A. van der Ley. Voorts een bundel gedrukte liedjes op de papiermakerij en brochures uit 1854-1860 tegen de opheffing van het verbod van uitvoer van Lompen, uitgegeven door Pieter Smidt van Gelder Pz. , C.K. Breet en R. Doorn, alsmede notities van verkopingen van molens tussen 1770 en 1884, waaronder de papiermolens de Bonsem en de Wever van de voornoemde firma Van der Ley.  Uit het familiebezit van Jacob Honig Jansz. Jr. stammen twee volumes met aantekeningen van zijn grootvader en naamgenoot, genoteerd tussen 1794 en 1847. De Boekerij herbergt tevens aantekeningen van de papierfabrikeur Simon Bakker, geboren in 1771 te Wormerveer. Aan de boekerij van Honig kon postuum een exemplaar worden toegevoegd van het Stamboek der familie Van Gelder uit 1899, dat de catalogus uit 1900 completeerde.

Zaanlandia Illustrata
De verzameling topografisch-historische prenten, bekend als de ‘Zaanlandia Illustrata’ wordt eveneens bewaard in het Gemeentearchief Zaanstad. De catalogus uit 1917 vermeldt twintig catalogusnummers met betrekking tot de Zaanse papierhistorie, waaronder een zinneprent op de papiermakerij door de firma J. Kool & Comp., tekeningen betreffende de bouw en inrichting van een witpapiermolen, alsmede van het wegen en sorteren der lompen en van het wegen, persen en verpakken van papier door Jacob Cz. Breet en Jan Jbz. Kool, plattegronden van papiermolen ‘de Vergulde Bijkorf’, en enkele riemkappen van de firma’s J. Kool & Comp., Rogge en Van der Ley.

Zaans Museum en Honig Breethuis
De schilderijen en voorwerpen uit de Zaanlandsche Oudheidkundige Verzameling kregen vanaf 1998 onderdak in het Zaans Museum. Het jaar erop opende het Honig Breethuis zijn deuren, een voormalige papierfabrikeurswoning in Zaandijk, waar in 2014 een presentatie kon worden gerealiseerd over de firma C. & J. HONIG BREET. Ondanks het feit dat Jacob Honig Jansz. Jr. uit een familiebedrijf stamde, die zeven generaties lang witpapier produceerde, vormde de papiernijverheid geen speerpunt van zijn onderzoek, publicaties of verzamelbeleid. Dit neemt niet weg dat de collectie postuum op meerdere onderwerpen, waaronder de papiernijverheid, substantieel kon worden uitgebreid. Hiervoor zette zich de in 1891 opgerichte ‘Vereeniging tot Instandhouding en Uitbreiding’ in, die de collectie onder meer met portretten van papierfabrikeurs Breet en Van Gelder wist te verrijken.

De catalogus uit 1914 vermeldt zeventien catalogusnummers met betrekking tot de Zaanse papierhistorie, waaronder een tentoonstellingsmedaille van de firma J. Kool & Comp. uit 1825 en herinneringsmedailles van de fabrikeurs Breet en Van Gelder. Voorts papiervormen (schepramen), alsmede houten merkblokken en koperplaten voor het bedrukken van ‘riemkappen’, bedrukte wikkels voor stapels witpapier van 80 vel. Deze emblematische opdrukken geven informatie over de fabrikanten C. & J. HONIG, J. HONIG & ZOON, J. HONIG & COMP. en  J. KOOL & COMP. en de papiersoort, zoals ‘Pro Patria’ en Postvelijn.  Een gevelsteen afkomstig van het kantoor van de firma de Erven D. & C. Blauw te Wormerveer is in 1940 geplaatst in de gevel van het museumpand, dat sinds 1999 bekend staat als het Honig Breethuis.

Stichting papiergeschiedenis Zaanstreek ‘De Hollander’ geeft op www.zaansepapiergeschiedenis.nl een overzicht van de papierhistorische documenten en voorwerpen uit de Zaanlandsche Oudheidkundige Verzameling “Jacob Honig Jansz. Jr.”

Pier van Leeuwen
mei 2021

 

 

‘Stapel boeken, kleed erover …. en weer een bijzettafeltje’

…aldus Henk Voorn in een interview over de ongebreidelde groei van zijn privéverzameling (boeken over) papier. Thuis kon hij die grote verzameling niet langer veilig opbergen. Er was al eens een wand boeken naar voren gestort, waaronder zijn vrouw werd bedolven. Uiteindelijk besloot hij in 1970 zijn verzameling te koop aan te bieden. De bibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek, de heer Reedijk, kwam bij hem op bezoek en er werd een goede ‘deal’ gesloten: de collectie kwam in het bezit van de KB en Henk Voorn werd officieel aangesteld als eerste conservator van ‘zijn eigen’ verzameling, voortaan: de papierhistorische collectie van de Koninklijke Bibliotheek. Henk Voorn werd na zijn pensioen in 1986 opgevolgd door Albert Elen en in 1990 nam ik, Henk Porck, het beheer van de collectie over.

De Volkskrant bracht 19 januari het nieuws dat de KB heeft besloten het conservatorschap van de papierhistorische collectie niet langer voort te zetten. De krant berichtte over de petitie waarmee bijna duizend bezorgde boekwetenschappers en papierhistorici hun kritiek op die beslissing uiten. Hoe de ontwikkelingen ook verder gaan, het is in ieder geval een goede aanleiding om enkele herinneringen van de ‘laatste conservator’ in dienst (1990-2016) te delen. Er is veel te vertellen over de rijke inhoud van de collectie, nieuwe aanwinsten, interessante ontdekkingen van de onderzoekers …. maar het eerste verhaal moet toch gaan over de oprichter van de collectie zèlf.

Henk Voorn (1921, Amsterdam) ging op z’n zestiende werken bij H.L. Schuurmans, een Amsterdamse firma die bemiddelde bij de verkoop van papier aan de Nederlandse groothandel. Daar legde hij de basis voor vele contacten in de papierindustrie. Omdat de import van papier in de oorlog vrijwel onmogelijk was, veranderde hij in 1942 van baan. Hij kwam in dienst van het Rijksbureau voor Papier, dat belast was met de verdeling van de papiergrondstoffen en het geproduceerde papier. In zijn rapport Papier in den oorlog (1946) beschrijft hij de werkwijze van het bureau tijdens de oorlogsjaren. Dit rapport vormt min of meer het begin van zijn belangstelling voor de geschiedenis van de papierindustrie.

Voorns volgende stap in zijn loopbaan was de oprichting van De Papierwereld. Dit tijdschrift voor de papierindustrie, waarvoor hij zich als redacteur en auteur jarenlang fulltime en met hart en ziel inzette, hield zich tot 1980 staande. Alle jaargangen zijn binnenkort via Delpher raadpleegbaar.

Door zijn werkzaamheden voor De Papierwereld belandde Henk Voorn definitief op het terrein van de papiergeschiedenis en ging naast het bestuderen van literatuur ook steeds meer zelf onderzoek doen in de Nederlandse archieven. Zo legde hij de basis voor zijn ‘magnum opus’ De geschiedenis der Nederlandse papierindustrie, die in drie dikke delen in 1960, 1973 en 1985 werd gepubliceerd. Het laatste deel was een officiële en betaalde opdracht van de Vereniging van Nederlandse Papier- en kartonfabrieken (VNP). Eerder was Voorn door de VNP aangesteld als directeur van de Stichting voor het Onderzoek van de Geschiedenis der Nederlandse Papierindustrie. De huidige Stichting Papiergeschiedenis Nederland is de ‘opvolger’ van deze stichting.

De wens om alles wat hij graag wilde lezen zelf te bezitten, was de belangrijkste drijfveer voor het aanleggen van zijn verzameling. In de jaren 1950-1970 was die literatuur nog niet zo kostbaar. Henk Voorn had een neus voor bijzondere werken: hij kocht op de rommelmarkt van het Waterlooplein in Amsterdam vroeg 19de-eeuwse vakliteratuur voor een kwartje per deel, boeken die nu 200 à 300 euro opbrengen. Voor zestig gulden kocht hij bij een boekenstalletje aan de Seine het beroemde werk Art de faire le papier van J. de la Lande uit 1761.

Henks papierhistorische verzameling groeide en groeide. Zijn huis in Haarlem werd naast werkplek en bibliotheek geleidelijk ook een museum. Al was het huis in Haarlem een stuk groter dan het oude bovenhuis in Amsterdam, het bleef passen en meten.

Dankzij financiële steun van de VNP en zijn goede persoonlijke contacten en vriendschappen, haalde Voorn belangrijke aanwinsten voor zijn verzameling binnen, zoals kostbare werken van de papierhistoricus Dard Hunter, in beperkte oplage gepubliceerde werken uit de Bird & Bull Press en zeldzame 18de-eeuwse publicaties van Jacob Christian Schäffer met beschrijvingen (en monsters!) van experimenten met het maken van papier zonder lompen.

Hij verzamelde naast vakliteratuur allerlei documentatie en objecten, zoals schepramen. En natuurlijk vele originele vellen papier – handgeschept en machinaal – uit verschillende tijden en landen, zowel Westerse als Oosterse. Heel interessant, qua inhoud en uitvoering, zijn de door papierfabrikanten uitgegeven monsterboeken, met stalen van hun papierassortiment. De deelverzameling sierpapieren, die aanzienlijk werd uitgebreid nadat de collectie Voorn in de KB terechtkwam, is van wereldfaam: alle soorten sierpapier, zoals marmerpapier, stijfselverfpapier, blokdrukpapier en brokaatpapier, zijn ruim vertegenwoordigd.

Voorns grote netwerk van binnen- en buitenlandse contacten ontwikkelde zich tot een internationale vereniging, de ‘International Association of Paper Historians’ (IPH). Henk was een van de oprichters (Bamberg, 1959) en werd op het derde congres gekozen als eerste president. Net zo hartstochtelijk als aan papier, was hij toegewijd aan de IPH-organisatie. Hij werkte vele jaren als redacteur en vaste auteur van de periodiek IPH Information (tegenwoordig IPH Paper History). In 1974 werd hij tot erevoorzitter benoemd.

De verwerving van Voorns verzameling door de Koninklijke Bibliotheek in 1971 en zijn aanstelling als conservator waren een erkenning van zijn grote en waardevolle verdiensten. Deze erkenning kreeg een vervolg in 1985 met zijn benoeming tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau door toenmalig koningin Beatrix.

Ter gelegenheid van zijn pensionering en afscheid van de KB in 1986 kreeg Henk een tentoonstelling en bijbehorende publicatie aangeboden: VOORNamelijk Papier. Deze publicatie bevat naast een beschrijving van zijn leven en carrière, een gedetailleerde lijst van zijn vele bijdragen aan de vakliteratuur – boeken en tijdschriftartikelen – bijna tweehonderd in aantal.

Na zijn pensioen bleef hij nauw betrokken bij de papierhistorische collectie van de KB en was altijd bereid tot advies en beantwoording van vragen. Nadat ik in 1990 het conservatorschap overnam, kwam Henk nog regelmatig langs om te zien of er aanwinsten aan ‘zijn’ collectie waren toegevoegd. Inmiddels was hij verhuisd naar een appartement in Velp, vlakbij de plek – hoe kon het ook anders – waar ooit een Veluwse papiermolen stond.

Henk Voorn overleed in 2007 op 86-jarige leeftijd. Als vertegenwoordiger van de Koninklijke Bibliotheek mocht ik bij het afscheid enkele woorden uitspreken ter herdenking aan zijn grote verdiensten. Het levensverhaal van Henk Voorn is dat van een man met een passie voor papier. Door zijn inzet en kennis ontwikkelde hij zich tot een ware autoriteit op het terrein van de geschiedenis van papier.

Henk Porck